Abraham Tuschinski was een bioscooptycoon die veel heeft betekent voor de Nederlandse film en in de eerste helft van de 20e eeuw een klein imperium van prachtige filmtheaters opbouwde. Tegenwoordig is hij het meest bekend vanwege het naar hem genoemde filmpaleis in Amsterdam, maar het hart van zijn imperium lag in Rotterdam. Hier ontwikkelde hij zich van arme Poolse migrant tot een ondernemende en vernieuwende bioscooptycoon; hij opende er zijn eerste bioscoop in 1911, en bouwde zijn bedrijf binnen een paar jaar uit tot een vijftal Rotterdamse filmtheaters (en nog eens evenveel elders in het land), waaronder de destijds grootste bioscoop van Nederland, het Grand Theatre aan de Pompenburgsingel. Helaas zijn al deze Rotterdamse bioscopen verloren gegaan bij het bombardement van mei 1940.
Kunstenares Anne-Mercedes Langhorst ontdekte eind 2014 dat er niets tastbaars in Rotterdam te vinden was dat het Rotterdamse verleden van Abraham Tuschinski in herinnering bracht. Anne-Mercedes vond het onbegrijpelijk dat de stad Rotterdam deze cultureel ondernemer avant-la-lettre vrijwel volkomen vergeten leek te zijn en wilde hier verandering in brengen. Tuschinski staat voor haar symbool voor de creatieve en vernieuwende ondernemersgeest van Rotterdam. Zo wordt zij ook in deze tijd geïnspireerd door de mensen die de stad in beweging houden. Daarom ontwierp ze een 104 meter lang kunstwerk, een ode aan de pionier Abraham Tuschinski en zijn betekenis voor het culturele leven van Rotterdam.
Vanaf de eerste ontwikkelschetsen is gezocht naar draagvlak binnen Rotterdam om het kunstwerk te verwezenlijken, en zo dit stuk geschiedenis terug te brengen in het collectief bewustzijn van de stad.
Het kunstwerk laat zich omschrijven als een wand van cortenstaal, waaruit vormen zijn gesneden die gebaseerd zijn op de decoraties van de Tuschinksi-theaters. De wand heeft een natuurlijke afwerking en zal daardoor zijn ‘stoerheid’ behouden. Het metaal is koperbruinig van kleur wat aansluit op de tijdsgeest van Tuschinski’s bloeiperiode.
’s Avonds wordt het werk een lichtinstallatie, geïnspireerd door de manier waarop Tuschinski sfeer creëerde in zijn theaterzalen door middel van licht en specifiek kleurgebruik. Achter de openingen in het cortenstaal is ledverlichting aangebracht, die wordt aangestuurd door een softwareprogramma. Het licht verandert daardoor in rustig tempo van kleur en intensiteit.
Beoogde opleverdatum: 17 september 2017 (75 jaar na het overlijden van Abraham Tuschinski in Auschwitz)
Over de locatie
De muur waar het kunstwerk op wordt gemonteerd bevindt zich in het centrum van Rotterdam, aan het spoorviaduct net ten oosten van Centraal Station. De muur wordt aan de linkerkant geflankeerd door de Hofbogen, een recent ontwikkeld winkel-, horeca- en bedrijvengebied gevestigd in de bogen onder het voormalige treinstation Hofplein. Hier bevinden zich diverse horecagelegenheden (waaronder de met Michelinsterren bekroonde restaurants FG en FG Foodlabs) en een goedbezochte club annex muziekpodium (Bird). Aan de rechterkant wordt de muur begrensd door de Schiekade, een drukke verkeersader (een van de voorname invalswegen van Rotterdam), die hier het treinspoor kruist richting Hofplein/Coolsingel.
Artistieke overwegingen van de kunstenaar
“Ik was op zoek naar een muur, om deze te benaderen zoals een canvas. De muur aan de noordzijde van het spoor tussen de Raampoortstraat en de Schiekade bleek de perfecte locatie:
- Het bevindt zich op minder dan 500 meter van waar vroeger het Grand Theatre Pompenburg heeft gestaan. Dit is het grootste, volgens sommigen het mooiste, en tevens het laatst opgeleverde theater van Tuschinski.
- Het ligt bij het drukbezochte uitgaansgebied de Hofbogen. Dit sluit aan bij het uitgaanspubliek dat in de Tuschinski-bioscopen kwam. Bovendien is het de bedoeling dat de ode gezien wordt, zeker gezien de doelstelling van het werk om meer bekendheid te geven aan het Rotterdamse verleden van Tuschinski, dus een goedbezochte plek is noodzakelijk.
- De muur, nu nog een leeg canvas, is de langste muur in dit gebied, waar een groot gebaar in de geest van “Het grootste van het grootste” (het motto van Tuschinski) gemaakt kan worden.
- Het ligt in een gebied dat wel wat veiligheid en kunst kan gebruiken. De verlichting van het kunstwerk maakt de Heer Bokelweg (de verbinding van de Hofbogen naar het Centraal Station) behaaglijker om ‘s nachts rond te lopen.
Het voormalige Grand Theatre aan de Pompenburgsingel staat niet alleen aan de basis van de locatie, maar is ook een belangrijke inspiratiebron voor de vormgeving van het kunstwerk.
Het Grand Theatre stond bekend om zijn ruime zitplaatsen, zijn laagdrempeligheid (daar stonden al zijn theaters bekend om) en zijn exterieur en interieur in art deco stijl. Ik was geraakt door het contrast tussen de vloeiende lijnen van het interieur, zoals het balkon en het podium, en het meer strakke lijnenspel van o.a. de lampen en wanddecoraties. Ik heb me dan ook laten inspireren door deze mooie combinatie van organische/cirkel/ovale vormen en curves, en de geometrie van het lijnenspel.
Wat me vooral opviel aan de foto’s van het Grand Theatre die ik in het Rotterdams archief vond, is dat er ondanks de rijke decoratie van interieur en exterieur toch een rust in te vinden is. Ik zie er een berekende balans in, wat het hele theater een prettige omgeving maakt om in te verblijven. In deze balans spelen symmetrie en patroonherhaling een belangrijke rol. Ik heb me laten inspireren door deze symmetrie, en heb daarom een ‘basis’ ontworpen die ik zowel rechtsom als linksom laat spiegelen. Hierdoor is er geen zuivere spiegelsymmetrie, maar komt het accent vooral op het langgerekte van de muur, alsof het maar door en door gaat. Dit belichaamt het “grootste van het grootste” aspect, woorden waar Tuschinski’s persoonlijkheid en visie mee worden omschreven.
Daarbij vind ik het belangrijk dat het beeld werkt vanuit de verschillende kijkrichtingen: van de fietsers en automobilisten op Schiekade en Raampoortstraat, de festivalbezoekers die vaak plaatsnemen op het grasveld en de stoep tijdens foodtruck festivals én de bezoekers van de terrasjes bij de ondernemers in de boogjes. De patroonherhaling zorgt voor een behapbaar beeld voor de voorbijsnellende verkeersdeelnemers op de Schiekade.
Tussen het opleveren van Tuschinski Amsterdam (1921) en het Grand Theatre (1923) zat maar twee jaar, en er werkten deels dezelfde decorateurs aan; de beeldtaal van deze gebouwen kwam dan ook sterk overeen. Wel was het Grand Theatre iets soberder dan de bioscoop in Amsterdam. Iets wat wellicht ook meer past bij de nuchtere houding van een Rotterdammer. Om deze nuchterheid/ soberheid te benadrukken, heb ik gekozen voor cortenstaal. Een staalsoort met een stoere no-nonsens uitstraling die past bij het gebied, vlak aan het spoor, en ook refereert naar het Rotterdamse havengebied (cortenstaal werd veel gebruikt in de scheeps- en bruggenbouw) en wat daarmee meteen aansluit bij de ondertitel van het kunstwerk: Ode aan de stad.
In de avond wordt het kunstwerk vanaf de achterkant verlicht, waardoor de open vlakken in het staal een kleur krijgen. Dit verwijst naar het theatrale van Tuschinski’s theaters. In al zijn bioscopen is de verlichting samengesmolten met het interieur. In mijn ontwerp versmelt de beeldtaal met het licht.
Het licht wordt met een computer aangestuurd zodat het in een rustig tempo verandert van kleur en intensiteit. Hierbij heb ik vooral kleuren gekozen die kenmerkend zijn voor de Tuschinski theaters: groen, blauw, paars en rood.”